In deze blog bespreken we wat onze deelnemers nodig hebben om over 3-5 jaar nog steeds met plezier voor de klas te staan, en aan welke van die voorwaarden de werkomstandigheden van deelnemers momenteel al voldoen. Daarnaast gaan we in op het moreel van leraren, en bekijken we kledingvoorschriften op scholen. Tot slot hebben we aan het eind van de blog nog een cadeautje voor je (en je collega!)!

Behoud van leraren

Gisteren verscheen het nieuwste advies van de Onderwijsraad: Schaarste schuurt. Op verzoek van OCW heeft de raad doordacht hoe in onderwijs te voorzien bij een aanhoudend lerarentekort. De Onderwijsraad stelt dat de oplossingen “pijn” zullen doen en geeft onder andere als “pijnlijke oplossing” een beperking van wat scholen op het programma hebben staan. Denk aan bijstelling van de verplichte onderwijstijd, de landelijke einddoelen en niveaus én de maatschappelijke verwachtingen. Verder pleit de raad voor „onderlinge solidariteit”. De lerarentekorten zijn ongelijk verdeeld „langs sociaal-economische lijnen”: scholen in armere buurten in de grote steden en scholen in het speciaal onderwijs hebben er veel meer last van. Leerlingen die onderwijs het hardst nodig hebben, worden het zwaarst geraakt. Scholen die minder last hebben van de tekorten moeten hun leraren „bereid vinden (tijdelijk of deels) op een andere school te gaan werken”. Lastige keuzes, erkent de raad, „want dit doet uiteraard pijn bij de leerlingen, ouders en collega’s van de school die de leraar ‘afstaan’.” We hebben nog geen tijd gehad om het rapport te lezen, en we vinden het wel nodig dit te doen alvorens we er een vraag over stellen. (We schreven al wel eerder over een deel van dit plan, de (gedwongen) mobiliteit van leraren en over het lerarenlek.)

Wat ons echter opvalt is dat er in het rapport minder in wordt gegaan in het behouden van leraren. Daarom delen we in deze blog wat wij daar zelf over vroegen: wat is ervoor nodig om ervoor te zorgen dat je over 3-5 jaar nog steeds met plezier voor de klas staat? Het resultaat hebben we gesplitst op aantal jaar ervaring (figuur 1). We hebben minder deelnemers met minder dan een jaar tot 2 jaar ervaring. We zullen die voor nu even buiten beschouwing laten.
In alle groepen geeft een meerderheid van de deelnemers (ok, 48% bij de deelnemers met meer dan 20 jaar ervaring) aan dat vermindering van werkdruk nodig is. Bij de leraren met minder dan 10 jaar ervaring kiest een meerderheid (of bijna de helft) ook voor een passend salaris en ontwikkel-/doorgroeimogelijkheden. Deze werkomstandigheden worden door minder deelnemers met veel ervaring gezien als noodzakelijk. Erkenning van kennis en expertise krijgt net geen meerderheid, maar is wel voor een behoorlijke groep, zowel met minder als meer ervaring, belangrijk.

We vroegen onze deelnemers ook aan welke voorwaarden hun werkomstandigheden reeds voldoen. Slechts een minderheid geeft aan geen te hoge werkdruk te ervaren (figuur 2). 45% van de deelnemers met minder dan 10 jaar ervaring heeft een passend salaris. Meer dan de helft heeft dat dus niet, terwijl dit voor een meerderheid wel nodig is om over 3-5 jaar nog steeds met plezier voor de klas te staan. Dezelfde groep ervaart ook niet altijd erkenning van kennis en expertise.

Het moreel van 30% van de leraren met minder dan 10 jaar ervaring is (veel) hoger dan het een jaar geleden was (figuur 3). Ruim 40% geeft aan dat het moreel niet hoger of lager is. Van de leraren met 3-4 jaar ervaring en 5-10 jaar ervaring geeft respectievelijk 23% en 28% aan dat hun moreel (veel) lager is dan het een jaar geleden was. Bij leraren met meer ervaring stijgt dit zelfs naar 30%.

Werkdruk, passend salaris en erkenning van kennis en expertise zouden knoppen om aan te draaien kunnen zijn om het lerarenlek te dichten. Minder werkdruk wordt door de grote meerderheid gezien als datgene dat het grootste positieve verschil voor het moreel zou maken (figuur 4). Daarna (op ruime afstand) volgt salaris en meer professionele ontwikkeling. Dat laatste wordt vaker gekozen door leraren met een hoger moreel ten opzichte van vorig jaar.

Figuur 1
Figuur 2
Figuur 3
Figuur 4

Kledingvoorschriften

Vorige week beloofden we in te gaan op discussies over kleding van leerlingen/studenten/cursisten (met name over naveltruitjes en korte rokken). Als de temperaturen stijgen, laait die discussie vaak op. Tijdens de afgelopen warme weken gebeurde dit ook. Zo was er een school die, ‘om te voorkomen dat leerlingen er te onbedekt bij liepen’, de kledingregels op de school opnieuw heeft benadrukt. Dat viel niet bij iedereen in goede aarde, met name omdat de school als reden gaf dat er sprake van fysieke afleiding was, als mensen te bloot gekleed zouden gaan. Met de kledingregels hoopt de school een gesprek op gang te brengen. “Je ziet soms dat broekjes echt heel erg kort zijn. Dat vinden we gewoon echt niet prettig”, aldus de rector. Sommige leerlingen begrijpen de richtlijnen, maar anderen vinden het onzin. “Aan de ene kant snap ik het wel. Sommigen kleden zich echt gewoon heftig en het blijft wel een school. Maar als meisjes een kort topje aan willen, is dat aan hen”, licht een leerlinge toe. De school stuurt leerlingen niet naar huis, maar gaat het gesprek aan. In sommige gevallen wordt er ook naar huis gebeld met de vraag of ouders een ander setje kleding kunnen komen brengen.

Bij onze deelnemers zijn over het algemeen geen regels (figuur 5). Vaak zijn er wel ongeschreven afspraken. Een ruime meerderheid wil ook geen regels, maar vindt wel dat er gesprekken over kleding gevoerd moet worden of dat op kleding die minder geschikt is in bepaalde contexten gewezen mag worden (figuur 6). Een minderheid van onze deelnemers heeft dit schooljaar ook daadwerkelijk tegen een leerling/student/cursist gezegd diens kleding ongepast te vinden (figuur 7). In het po, so en ho heeft een meerderheid geen ongepaste kleding gezien. In het vo en mbo zegt ruim 40% niets gezegd te hebben, maar wel ongepaste kleding te hebben gezien.

Figuur 5
Figuur 6
Figuur 7

Naar aanleiding van het nieuwsbericht over de school die de regels aanpaste (en daarbij ogenschijnlijk vooral vrouwelijke leerlingen op het oog had) ontstond online een discussie. Zo werd gesteld dat afgeleid worden door kleding niet de schuld is van de drager van die kleding, dat school een plek is voor zelfexpressie en dat gesprekken voeren over wanneer welke normen gelden, hoe je met elkaar omgaat etc. beter is dan regels geven. Ook werd de vraag opgeworpen waar zo’n gesprek op is gericht. Is het gesprek rondom kleding vaak op meisjes/vrouwen gericht? Moet het gaan over dat er meer bedekt moet worden (omdat anderen mogelijk worden afgeleid), of moeten we bespreken dat hoe men zich kleed geen vrijbrief is voor bepaald gedrag? Geen makkelijk onderwerp om goed te bevragen!
Daarom zijn we begonnen met deelnemers die aangaven leerlingen te hebben aangesproken op opgepaste kleding te vragen wie ze hebben aangesproken en waarop ze deze leerlingen hebben aangesproken. Omdat dit een kleine groep is, hebben we dit resultaat niet gesplitst. Van de kleine 100 deelnemers heeft 61% een vrouwelijke, en 31% zowel een mannelijke als vrouwelijk leerling/student/cursist aangesproken (figuur 8). In de antwoorden op onze open vraag over waarop de leerling/student/cursist werd aangesproken zagen we vooral ook korte topjes en rokjes voorbij komen als voorbeelden.
Tot slot vroegen we onze deelnemers (met uitzondering van het primair onderwijs) waarover het meest gepraat zal worden in de personeelskamer als op school steeds vaker ongepaste opmerkingen worden gemaakt of ongepast gedrag wordt vertoond vanwege of verwijzend naar de kledingkeuze van vrouwelijke leerlingen/studenten/cursisten. In het vo geeft 33% aan dat er vooral gepraat zal worden over het aanpakken van ongewenste opmerkingen (figuur 9). Een net zo grote groep geeft aan dat er zowel over aanpakken van opmerkingen als over kledingregels zal worden gesproken. 18% geeft aan dat er met name over regels zal worden gesproken.

Altijd wel een onderwerp dat de tongen losmaakt! Heb jij suggesties voor een vraag? Laat het ons weten! (Mag ook over iets anders dan kledingvoorschriften 🙂 )

Figuur 8
Figuur 9

Cadeautjes en complimenten

Aan het einde van het schooljaar krijgen leraren weleens cadeaus van leerlingen/studenten/cursisten. Sommige leraren geven cadeaus aan hun leerlingen/studenten/cursisten. We beginnen met dat laatste (figuur 10). Leraren in het po vallen in 3 groepen uiteen: leraren die alle leerlingen iets geven, leraren die trakteren en leraren die niets geven. In het vo doet 46% niet aan cadeaus en traktaties, 26% trakteert en 20% geeft een groep of klas een cadeau.

Figuur 10
Figuur 11



We vroegen onze deelnemers welk cadeau ze zouden aanbevelen als gevraagd wordt wat je een leraar moet geven om te bedanken (figuur 11). Een (zelfgemaakt) bedankkaartje, briefje of tekening is het nummer 1 antwoord in elke sector. Naar aanleiding van deze vraag vroeg een deelnemer zich af wie er ook iets aan een collega geeft (dat zullen we wellicht nog vragen!) en wat je aan een collega zou kunnen geven. Wij hebben geredeneerd dat wat gewaardeerd wordt van leerlingen/studenten/cursisten (en ouders/verzorgers) ook gewaardeerd wordt als het van een collega komt. Daarom maken we het je makkelijk om een collega een compliment te geven met onze complimentenkaartjes! Ze zijn gebaseerd op de mooiste complimenten die onze deelnemers zelf ooit kregen. Hoe fijn om dat compliment nu aan iemand anders te geven! (Er is ook een leeg kaartje om een eigen compliment te noteren!) Download ze, print welke je wilt geven, beschrijf en deel uit! (Je kunt uiteraard een ouder ook subtiel wijzen op deze kaartjes….)

Tips

Elke dag geven we je een lees-, kijk-, of luistertip. En elke week verzamelen we de tips van de afgelopen week op onze blog! Dit zijn de tips van 23 tot en met 29 juni!

Blog Teacher Tapp NL
Gamedidactiek
Zicht op differentiatie
First Principles of Teaching and Learning
Werken en leren in externe netwerken
Oudergesprekken
Behoud je personeel
Schaarste schuurt

  • Bericht gepubliceerd op:30 juni 2023