Omdat er deze week al een extra blog verscheen rondom ons project ranking de onderwijsparagraaf (welke plannen van de verkiezingsprogramma’s kregen jullie voorkeur en welke partijen horen daarbij?) houden we het in deze reguliere weekblog kort. Althans, qua hoeveelheid vragen die we bespreken 🙂 We storten ons op pedagogische legitimaties.

Als leraar maak je heel veel beslissingen tijdens een les. Zo kies je ervoor een leerling wel of juist niet te corrigeren. En je kiest voor de manier waarop je dat doet. Waarom je daarvoor op dat moment kiest, wordt onder andere beĂŻnvloed door wat jij belangrijk vindt om een leerling mee te geven, je pedagogische visie. Je kunt als leraar je handelen daarmee legitimeren of onderbouwen, wat vind jij in het belang van de leerling om te doen en waarom. En: waarom is wat jij doet in het belang van leerlingen? Dit wordt gekleurd door hoe je naar onderwijs en leerlingen kijkt.

Op basis van onderzoek naar de wijze waarop leraren hun interacties met hun leerlingen legitimeren, heeft Van Kan een typologie van pedagogische legitimaties samengesteld. Hij kwam tot deze zes:

Zorglegitimering: is erop gericht leerlingen te zien als kwetsbare wezens, die afhankelijk zijn van volwassenen om te
overleven in een veeleisende wereld.
Persoonlijke legitimering: is erop gericht leerlingen te begrijpen als unieke sociale wezens, die een persoonlijke relatie met de leraar hebben.
Contextuele legitimering: is erop gericht de leefomstandigheden, het verleden, en de praktische levensbehoeften van leerlingen te betrekken bij onderwijssituaties
Kritische legitimering: is erop gericht leerlingen te bevrijden van beperkende ideeën over zichzelf en van de
levensomstandigheden die deze ideeën inslijpen
Functionele legitimering: is erop gericht het maximale uit kinderen te halen in termen van hun prestaties op school
Psychologische legitimering: is erop gericht het gedrag van leerlingen te labelen in mentale of emotionele termen
ten einde adequaat onderwijs te kunnen verzorgen.

Leraren met een contextuele legitimering kunnen andere keuzes maken of in het belang vinden van hun leerlingen dan leraren met een functionele legitimering als het gaat om bijvoorbeeld het doel van onderwijs. Een leraar met een meer contextuele legitimering ziet het doel als het voorbereiden van leerlingen op deelname aan de burgermaatschappij, terwijl een functionele legitimering voorbereiding van leerlingen op het leveren van toekomstige prestaties is. Als je meer legitimeert vanuit de functionele legitimering zul je een leerling wellicht eerder corrigeren door deze te wijzen op het belang van de taak of het vak. Doe je dit vanuit een meer contextuele legitimering maak je misschien eerder een verwijzing naar waarom de leerling in de klas zit, en dat hij in de klas zit en niet thuis is. Vaak kan een leraar handelen vanuit meerder legitimaties, maar soms zijn er ook een of twee dominant. Dat een legitimatie dominant is, betekent niet dat een leraar de andere legitimaties verkeerd vindt, of handelt in strijd met deze legitimaties. Context, ervaring, leerling, specifiek moment kunnen allemaal invloed hebben op het handelen en ook op hoe je je handelen legitimeert.

Bij 6 componenten van onderwijs, doel, onderwijzen en leren (hoe), leerinhouden (wat), ontwikkeling van leerlingen (wanneer), leef-werkomgeving (waar) en leraar-leerling relatie (wie)) beschrijft van Kan per legitimatie wat leraren van belang vinden om te doen. Bijvoorbeeld: In mijn onderwijs vind ik het van belang voor leerlingen/studenten/cursisten dat de school hen uitdaagt hun potentieel te verwezenlijken. Zo ontstaat per component een set van zes uitspraken.

Door per component de zes uitspraken op volgorde van meest naar minst belangrijk te leggen, ontdek je welke legitimatie dominant is, en aan welke je minder waarde hecht. Wij hebben dit gebruikt in onze vragen. Met één verschil: bij ons kon je alleen de belangrijkste kiezen (en niet op volgorde leggen).

We hebben afgelopen week drie componenten aan Tappers voorgelegd. In februari van dit jaar hadden we dit ook al gedaan (met drie andere componenten). Tijd nu dus om de balans op te maken en te kijken welke legitimering dominant is bij Tappers.

Geen enkel antwoord krijgt een meerderheid (dat is met deze vragenset ook niet verwonderlijk). Het hoogste percentage, ruim 40%, krijgt in primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs) “…dat ze opgroeien tot bewuste, onafhankelijke volwassenen”. Dit past bij de kritische legitimering. Leraren met deze legitimering zien het doel van onderwijs in termen van het opgroeien van kinderen tot bewuste en onafhankelijke volwassenen. Leggen de nadruk op
het in eigen handen kunnen nemen van hun levens, het opgroeien van leerlingen tot bewuste mensen en het kunnen participeren in de maatschappij als democratische burgers.

Als het op onderwijs en leren uitkomt, zien we bij de grootste groep de voorkeur voor het belang dat past bij de zorglegitimering. Omgaan met leerlingen met zorg en aandacht hoort hierbij. Leraren met deze legitimering leggen nadruk op geduld t.a.v. de instructie van leerlingen, het bevestigen van de vaardigheden en prestaties van leerlingen, het ondersteunen van het bevattingsvermogen van leerlingen en de emotionele gesteldheid van leerlingen. We zien in het primair onderwijs dat bijna een kwart van de leraren kiest voor de psychologische legitimering. Dit betekent wat meer nadruk op het aansluiten bij de interne belevingswereld van leerlingen, nadruk op het inslijpen van specifieke
leerinhouden, nadruk op voorspelbare en voor-gestructureerde didactische stappen en rekening houden met de cognitieve vermogens van leerlingen. In het voortgezet onderwijs komt de psychologische legitimering ook terug, maar een kwart van de leraren daar kiest voor de kritische legitimering. Leraren met een dergelijke legitimering leggen meer de nadruk op de maatschappelijke betrokkenheid van leerlingen, de betrokkenheid van leerlingen in het reilen en zeilen van de klas, het naar voren brengen van behoeften van leerlingen en op het laten kennismaken met verschillende gezichtspunten.

Op het gebied van leerinhoud zien we nog meer verschillen ontstaan. Een meerderheid in het primair onderwijs kiest de uitspraak die past bij de zorglegitimering. Met betrekking tot leerinhouden leggen leraren vanuit deze legitimering nadruk op capaciteiten die hen beschermen tegen schadelijke omstandigheden. Ze benadrukken het gevoel van eigenwaarde van leerlingen, positief zelfbeeld en zelfacceptatie, het leren hoe anderen om hulp en ondersteuning te vragen, het leren hoe mogelijk schadelijke situaties te herkennen en het controleren van de eigen emoties. In het voortgezet onderwijs zijn er twee legitimeringen die eruit springen: de zorglegitimering en de contextuele legitimering. Leraren die vooral handelen vanuit die laatste denken over de leerinhoud in termen van wat leerlingen moeten leren om te kunnen leven in de hedendaagse wereld. Ze leggen nadruk op de praktische levensvaardigheden van leerlingen, begrip van de leerlingen van de volwassen wereld, op kennistoepassing in levensechte situaties
en op het verwerven van vaardigheden voor het familieleven.

Als het aankomt op de ontwikkeling van leerlingen kiest bijna de helft van de deelnemers in het primair onderwijs de zorglegitimering. Deze legitimering typeert zich door het hebben van bescheiden verwachtingen t.a.v. de ontwikkeling van leerlingen. Nadruk op preventieve maatregelen om leerlingen te beschermen, op kleine stappen/horten en stoten
in de ontwikkeling van leerlingen en op de unieke ontwikkelingsvoortgang van leerlingen. Een vijfde van de Tappers uit het po geeft de voorkeur aan de psychologische legitimering, gericht op de natuurlijke ontwikkelingsfasen van leerlingen. Hierin wordt nadruk gelegd op afwijking van de normale ontwikkeling van leerlingen, op de gevoelige fasen van de leerlingen om specifieke vaardigheden of inhoud te leren en op een nauwlettend toezicht op de
testresultaten van de leerlingen.
Beide legitimeringen zien we ook in het voortgezet onderwijs, maar daar komt de kritische legitimering ook naar voren (16%). Hierbij zien we nadruk op een tijdig besef van de eigen autonomie, het onder de loep nemen van
politieke ontwikkelingen met betrekking tot hetgeen van leerlingen gevraagd wordt en op de betrokkenheid van leerlingen bij de invulling van het curriculum.

Bij de leef-werkomgeving zien we zowel de zorglegitimering als persoonlijk legitimering de voorkeur krijgen. Leraren met vooral een zorglegitimering vinden een veilige en beschermende leef- en werkomgeving van belang. Met nadruk op de school als beschutting tegen de buitenwereld, als een plaats van herstel en ondersteuning, en als een zorgzame en koesterende omgeving. Bij de persoonlijke legitimering is een sociale communicatieve omgeving voor leerlingen van belang. Nadruk op de klas als een sociale gemeenschap en de school als een niet- permanente sociale structuur.

Tot slot de component leraar-leerling relatie. De component met de meeste diversiteit. In het primair onderwijs zien we een redelijke gelijke verdeling onder de persoonlijke, kritische en psychologische legitimering . In het voortgezet zien we de persoonlijke, kritische en contextuele legitimering. De psychologische komt hier minder voor.

Leraren met vooral een persoonlijke legitimering denken over leraar-leerling relaties in termen van het zien van de leerlingen als unieke personen met unieke aspiraties. Nadruk op de leerling als mens waarmee je op een persoonlijke manier kan omgaan, en als een uniek mens in zijn eigen recht. Nadruk op de onderlinge afhankelijkheid van leerlingen.

Bij een kritische legitimering vinden leraren geëmancipeerde leerlingen die voor hun rechten op komen van belang. Nadruk op leerlingen die worden belemmerd door sociale structuren, op de leerlingen als de
veelbelovende toekomstige generatie en op leerlingen als gelijkwaardige deelnemers in een gesprek.

Contextuele legitimering: leerlingen zien als een product van hun geschiedenis en leefomgeving. Nadruk op de leerling als onderdeel van een breed sociaal netwerk, als historische mens, als deelnemers in de echte wereld.

Psychologische legitimering: een individuele leerling zien als exponent van een grotere groep leerlingen. Nadruk op de toekenning van specifieke kenmerken aan leerlingen, op leer- en gedragsproblemen van leerlingen en op het waarnemen van leerlingen in termen van hun specifieke diagnose

In de werkvorm die Van Kan ontwierp, leg je de stellingen in volgorde. De nummer één krijgt 6 punten, de nummer twee 5 punten, etc. Als je dit zes rondes doet, kom je per legitimatie tot een totaal score. Wij hebben dit gedaan voor primair en voortgezet onderwijs.

DoelOnderwijzen en lerenLeerinhoudenOntwikkeling van leerlingenLeef-werkomgevingLeraar-leerling relatieTotaal
Zorglegitimering56666231
Persoonlijke legitimering42245623
Contextuele legitimering21524317
Kritische legitimering64332422
Functionele legitimering13413113
Psychologische legitimering35151520
Primair onderwijs
DoelOnderwijzen en lerenLeerinhoudenOntwikkeling van leerlingenLeef-werkomgevingLeraar-leerling relatieTotaal
Zorglegitimering56566230
Persoonlijke legitimering42225621
Contextuele legitimering21634420
Kritische legitimering65442526
Functionele legitimering13313112
Psychologische legitimering31151314
Voortgezet onderwijs

In zowel het primair als voortgezet onderwijs komt de zorglegitimering als dominante legitimering naar boven (met als kanttekening dat er echt maar 1 gekozen mocht worden, en er flink getwijfeld kan zijn tussen de opties). In het primair onderwijs wordt de zorglegitimering gevolgd door de persoonlijke legitimering en de kritische legitimering. In het voortgezet onderwijs is dit precies omgekeerd.

De functionele legitmering, gericht op het maximale uit kinderen te halen in termen van hun prestaties op school, eindigt onderaan. Nu kan het zijn dat deze legitimering wel nummer 2 of 3 zou kunnen worden als je wel alles op volgorde mag leggen. Tegenwoordig kunnnen we vragen stellen waarbij je een maximaal aantal keuzes mag maken. Misschien is het het herhalen waard als we dezelfde vragen stellen met maximaal 3 keuzes van de 6 aanvinken….

Van Kan, C. A. (2013). Teachers’ interpretations of their classroom interactions in terms of their pupils’ best interest: A perspective from continental European pedagogy. Enschede: Ipskamp Drukkers.
Van Kan, C. A., Ponte, P., & Verloop, N. (2013). Ways in which teachers express what they consider to be in their pupils’ best interest. Professional Development in Education, 39(4), 574-595.

Elke dag geven we je een lees-, kijk-, of luistertip. En elke week verzamelen we de tips van de afgelopen week op onze blog! Dit zijn de tips van 10 tot en met 16 november!

Je kunt de tips ook in de app opslaan! Handig voor wat je later nog wilt lezen of als je artikelen rondom een thema wilt verzamelen! Of, als je een lijst wilt hebben van wat je gelezen hebt! Let op: opslaan van een tip kan 24 uur, opgeslagen tips blijven uiteraard beschikbaar zolang jij wilt in de app.

Vergeten een tip op te slaan? Ze staan gelukkig gewoon in onze blog!

Blog Teacher Tapp NL
When Restudying Trumps Retrieval
Stilte in de klas
Boekbespreking van: Stilte in de klas
Wat betekent autonomie voor zowel student als docent?
Zes ontwerpbeslissingen voor professionalisering
Als leraren het onderwijsbeleid zouden maken…
Verkiezingspodcast Ranking de Onderwijsparagraaf
Deze zeven taken zijn niet verplicht

  • Bericht gepubliceerd op:18 november 2023