De afgelopen week kwamen er, mede naar aanleiding van de Staat van het Onderwijs en PIRLS, veel berichten naar buiten over basisvaardigheden lezen en schrijven en het examen Nederlands. Wij gaan in deze blog in op de vragen die we daarover stelden. Ook kijken we naar de werkomgeving van onze deelnemers, met name op het gebied van het krijgen van feedback.

Taal en rekenen

In de Staat van het Onderwijs lezen we het volgende: “Leerlingen scoren nog niet allemaal goed op basisvaardigheden, we zien het afgelopen jaar hier ook nog weinig ontwikkeling in. Leraren doen hun uiterste best om het niveau van basisvaardigheden op te tillen maar dat is niet genoeg, er is ook vanuit de besturen visie, beleid en focus voor nodig

We legden onze deelnemers een stelling voor: “Te veel leerlingen/studenten/cursisten verlaten mijn school met te weinig kennis van taal en/of rekenen”. In geen enkele sector antwoordt een meerderheid van de deelnemers nee op deze stelling. In de meeste sectoren zegt een meerderheid ja, te veel leerlingen verlaten mijn school met te weinig kennis van taal en/of rekenen (figuur 1). In het po zegt 49% ja, waarvan 29% ja, zowel taal als rekenen. In het vo is dit laatste (zowel taal als rekenen) 41%.

Figuur 1

Op de dag van het eindexamen Nederlands vmbo BB en havo stond er in de kranten dat, als het aan inspecteur-generaal van de Inspectie van het Onderwijs Alida Oppers ligt, middelbare scholieren alleen kunnen slagen als ze een voldoende hebben voor het vak Nederlands. Niet zo’n gelukkige dag voor dit bericht met het oog op de spanning voor de leerlingen, en het deed ook wel wat stof opwaaien (in onze leestips vind je een reactie van een docent Nederlands)! Nu is een voldoende voor het vak Nederlands, wat anders dan een voldoende voor het CE Nederlands. Dat CE Nederlands is al een behoorlijke tijd een punt van discussie. Het verschil tussen vak en CE kleurt de discussie wellicht wel.
In de Staat van het Onderwijs staat: “In het schooljaar 2021-2022 haalde respectievelijk 20,5% en 19,0% van de geslaagde havo- en vwo-leerlingen een onvoldoende voor het centraal examen Nederlands. Dit betekent dat ongeveer 1 op de 5 havo- en vwo-leerlingen met een diploma is uitgestroomd, en vaak is doorgegaan in het hoger onderwijs, zonder een voldoende vaardigheidsniveau voor Nederlands. Op het vmbo is het percentage onvoldoendes voor het centraal examen Nederlands lager (vmbo-b: 7,3%, vmbo-k: 11,5% en vmbo-g/t: 13,9%” (blz 16). Veel gehoorde repliek is dat het CE niet het vaardigheidsniveau voor Nederlands toetst, maar slechts een deel, en dat een onvoldoende voor het CE niet gelijk staat aan onvoldoende vaardigheid voor Nederlands.
Maar, het is wél zo dat je met een 5 voor Nederlands kunt slagen: Vmbo’ers mogen voor Nederlands een 5 halen als ze gemiddeld over alle vakken maar een 5,5 staan. Voor leerlingen op de havo of het vwo geldt dat ze een 5 mogen halen als ze voor de andere kernvakken (Engels en wiskunde) wel een voldoende scoren. Wij zijn hierin geen experts, maar het verschil tussen vak en examen viel ons wel op. Zelf maakten we het wat simpeler voor onze deelnemers. We vroegen: “Slagen op het voortgezet onderwijs met een onvoldoende voor Nederlands moet kunnen.” (Hmmm, nu we dit weer lezen… hadden we wellicht toch EINDLIJST moeten gebruiken….)

In het primair onderwijs is 61% het (helemaal) oneens met de stelling (en wijkt af van de kernvakkenregeling) (figuur 2). In het vo is dit slechts 36%. 46% is het (helemaal) eens met de stelling en kiest in lijn met de huidige kernvakkenregeling. Uiteraard is het bij deze vraag interessant om eens te splitsen op vak in het vo. We laten de vakken waar we een kleinere groep deelnemers (minder dan 20) hebben, buiten beschouwing. De leraren van de verschillende clusters lijken op dezelfde manier verdeeld over de stelling (figuur 3). Rond de 40% is het (helemaal) eens met de stelling. Met uitzondering van de deelnemers die een bèta-vak geven. Daar is een meerderheid (58%) het eens met de stelling.

Uiteraard konden we het niet laten om te vragen naar de eindlijst van onze deelnemers. Hadden zij een voldoende of onvoldoende voor Nederlands? Bijna alle deelnemers hadden een voldoende! 2% had een onvoldoende. Ook hier verdelen we de resultaten op sector en dan op vak. 1 % van de deelnemers uit het po had een onvoldoende (figuur 4). In het vo en so is het 3%. In het vo zien we een onvoldoende voor Nederlands bij 5% van de lerare van een bèta-vak en bij 4% van de leraren in een mens, cultuur en maatschappijvak (figuur 5).

Figuur 2
Figuur 3
Figuur 4
Figuur 5

Lezen

Begin deze week werden de resultaten van PIRLS 2021 bekend. Met PIRLS wordt al sinds 2001 iedere 5 jaar de vaardigheid in begrijpend lezen van tienjarige leerlingen in kaart gebracht. Er wordt niet alleen informatie verzameld over de leesvaardigheid van leerlingen, maar ook over achtergrondkenmerken van leerlingen, leerkrachten, scholen en de thuissituatie. Eerder zagen we al dat veel deelnemers vinden dat te veel leerlingen/studenten/cursisten school verlaten met te weinig kennis van taal en/of rekenen. De resultaten van PIRLS bevestigen dit beeld, althans voor lezen.”Leesvaardigheid Nederlandse leerlingen daalt voor het eerst in vijftien jaar” zegt het Expertisecentrum Nederlands over de resultaten.

Wij vroegen wanneer onze deelnemers voor het laatst aan de klas hadden voorgelezen en op welke manier ze aan boek/leespromotie doen.
In het primair onderwijs heeft 87% maandag, dinsdag of vorige week voorgelezen (figuur 6). In het vo is dit een stuk minder. En, als er in het vo voorgelezen wordt, is dat met name bij Nederlands en moderne vreemde talen (figuur 7). Ook op het gebied van boek/leespromotie doet het primair onderwijs meer dan het voortgezet onderwijs. 31% van de deelnemers in het vo doet helemaal niet aan boek/leespromotie (figuur 8).

Figuur 6
Figuur 7
Figuur 8

Werkomgeving en feedback

In zowel de Staat van het Onderwijs als in PIRLS wordt een professionele (kwaliteits)cultuur genoemd als succesfactor of meegegeven als aanbeveling. Een interessant onderwerp voor ons, maar niet te vangen in één vraag, omdat het bestaat uit verschillende factoren. We hebben het voor nu opgedeeld in deze aspecten: een plezierige en stimulerende omgeving om in te werken, tijd hebben om lessen van anderen te bezoeken en feedback van leidinggevenden.

Figuur 9
Figuur 10

De meerderheid van de deelnemers heeft een best tot zeer plezierige en stimulerende omgeving om in te werken (figuur 9). Maar een meerderheid geeft ook aan dat leraren op school geen tijd hebben om elkaars lessen te bezoeken (figuur 10). Dat eerste is uiteraard fijn, maar dat laatste geeft te denken. Want, het lijkt wel een verband te hebben met elkaar. Van de leraren die aangeven dat het een zeer prettige en stimulerende werkomgeving is, is 36% het eens met de stelling dat er tijd is om elkaars lessen te bezoeken (figuur 11). Dit percentage ligt lager bij de leraren die het een voldoende of geen prettige en stimulerende werkomgeving vinden. Hetzelfde beeld is te zien als we de vraag over de werkomgeving kruisen met feedback krijgen van schoolleider/leidinggevende/lid van mt (figuur 12). Bij leraren die zeggen dat het geen prettige en stimulerende omgeving om in te werken is, kreeg meer dan de helft geen feedback dit schooljaar. Dat percentage ligt flink lager bij leraren die een prettige en stimulerende omgeving om in te werken hebben.
Een (digitale) lesobservatie kwam het vaakst voor. Uit een vraag over het aantal (digitale) lesbezoeken van leidinggevende(n) dit schooljaar en de discussie die daar online op volgde maakten we op dat er heel verschillend gedacht wordt over lesbezoeken van leidinggevenden en collega’s. Dat leverde weer nieuwe vragen op om te stellen. Dit onderwerp zetten we op de lijst om nog eens op terug te komen!

Figuur 11
Figuur 12

Tips

Elke dag geven we je een lees-, kijk-, of luistertip. En elke week verzamelen we de tips van de afgelopen week op onze blog! Dit zijn de tips van 12 tot en met 18 mei!

Blog Teacher Tapp NL
Het Uur met minister en natuurkundige Robbert Dijkgraaf
Onvoldoende voor Nederlands moet kunnen
What’s it like to be a teacher?
Leerkracht kwam erachter dat haar collega toetsuitslagen manipuleerde: ‘Ik dacht: dit klopt niet’
Examenfraude bij correctie
Een doelgerichte dataverzameling voor zwaarwegende beslissingen
Leesvaardigheid Nederlandse leerlingen niet langer boven Westers gemiddelde
Gekozen voor keuze-uren.. en dan?
Wijze Lessen # 1: Inzichten

  • Bericht gepubliceerd op:19 mei 2023