Deze blog is in samenwerking met Hessel Nieuwelink, Lector Burgerschapsonderwijs en Hoofddocent lerarenopleiding Maatschappijleer, werkzaam aan de Hogeschool van Amsterdam tot stand gekomen.

De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 8 en dinsdag 15 juni 2021 met minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het burgerschapsonderwijs in het basis- en voortgezet onderwijs, middels het wetsvoorstel Verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs. Met de nieuwe wet krijgen scholen voor het primair en voortgezet onderwijs de opdracht om op een doelgerichte en samenhangende wijze bij te dragen aan kennis over en respect voor de democratische rechtsstaat, dat leerlingen sociale en maatschappelijke competenties ontwikkelen om deel te nemen aan de pluriforme en democratische samenleving en dat de schoolcultuur hieraan bijdraagt. In de wet wordt de burgerschapsopdracht nadrukkelijk als een taak van de gehele school gezien. De Kamer stemt dinsdag 22 juni 2021 over dat wetsvoorstel en één ingediende motie.

Naar aanleiding van de behandeling in de Eerste Kamer stelden wij onze gebruikers op 5 en 10 juni vragen over burgerschapsonderwijs. Deze vragen betroffen de onderwerpen die leraren in de klas behandelen met daarbij een serie vragen over een specifiek onderdeel van burgerschapsonderwijs, namelijk het behandelen van controversiële onderwerpen in de klas.

Burgerschapsonderwijs

In een eerdere blog lieten we zien dat een behoorlijk deel van de leraren geen aandacht gaf aan de verkiezingen in de les. Dit was in lijn met onderzoek dat stelt dat leerlingen vinden dat ze niet vaak over politieke en maatschappelijke onderwerpen en democratie praten. De nieuwe wet stelt echter dat burgerschapsonderwijs een taak voor alle leraren is.

Wij vroegen onze gebruikers 1) geef jij les over onderwerpen die te maken hebben met burgerschap? en 2) welke onderwerpen behandel je wel eens?

Allereerst is het interessant om te bezien of leraren aangeven of zij lesgeven over burgerschap. Hierboven blijkt dat dit voor veel leraren geldt, in het po meer dan in het vo en mbo. Het behandelen van burgerschapsonderwerpen gebeurt vooral als inhoud van een bepaald vak en door het bespreken van de actualiteit. Het modelleren wordt ook door veel leraren gedaan, maar wat meer in het po dan vo/mbo.

In het primair onderwijs is wel discussie over de vraag of leerlingen daar al aan toe zijn. Bovenstaande tabel laat zien dat de bevraagde leraren vinden dat burgerschap zeker een onderdeel van hun lesgeven is. In de onderbouw zit het vooral in voorleven en bespreken van actualiteit – in de midden- en bovenbouw is het ook onderdeel van de lesinhoud. En nergens zeggen zoveel leraren actualiteit als instrument te gebruiken voor burgerschapsonderwijs als in de midden- en bovenbouw van het primair onderwijs.

Het behandelen van burgerschap in de les is niet gelijkmatig verdeeld tussen de leraren in het vo. Vooral bij de maatschappijvakken is lesgeven over burgerschap onderdeel van hun vak (zie ook dit onderzoek daarover). De actualiteit wordt vooral bij alfa en gamma behandelt als instrument voor burgerschapsonderwijs. Het modelleren doen wat minder leraren werkzaam in het vo en het betreft vooral de gamma-leraren die dit het meest doen. Verder is opvallend dat een aanzienlijke groep beta-leraren aangeeft geen les te geven over burgerschap.

Hoewel er vaak van uitgegaan wordt dat burgerschap een taak van de hele school is, zien we ook hier dat burgerschap toch veelal als onderdeel van bepaalde vakken wordt gezien (zeker in het voortgezet onderwijs en mbo) en dat leraren in met name het gamma-cluster hier een prominente rol bij vervullen.

Burgerschap gaat over een uitlopende hoeveelheid onderwerpen. We vroegen leraren welke onderwerpen zij wel eens in de les behandelen. Een zeer grote groep geeft les over omgaan met elkaar en ook diversiteit en discriminatie/uitsluiting wordt door veel leraren behandeld. Lesgeven over democratie gebeurt ook door aanzienlijke groepen leraren, maar dat zijn wel al kleinere groepen. Dit geldt eveneens voor meer economische onderwerpen, waarbij we met name lessen over de verzorgingsstaat gegeven worden aan leerlingen en studenten die al wat ouder zijn. In Nederland wordt burgerschap wat meer gericht op het leren omgaan met verschillen en diversiteit dan op democratie en politiek. Ook deze uitkomsten stemmen overeen met ander onderzoek.

We vonden hierbij kleine verschillen tussen mannen en vrouwen; mannen geven net iets meer les over democratie, vrouwen wat meer over discriminatie/uitsluiting. Dit verschil zou relevant kunnen zijn, zeker gezien de samenstelling van de lerarenpopulatie in po. Hier zijn echter amper cijfers over en er bestaat weinig theorie over. 

Burgerschapsonderwijs in de lerarenopleiding

Leraren zijn een cruciale factor in de bepaling van onderwijskwaliteit en de opleiding van leraren is daarbij weer belangrijk. Dit geldt ook voor burgerschapsonderwijs. We bevroegen leraren op de mate waarin zij tijdens hun lerarenopleiding geleerd hebben over burgerschapsonderwijs.

Een relatief kleine groep leraren geeft aan dat zij tijdens hun opleiding geleerd hebben om aandacht te besteden aan burgerschap. Op leraren die een vak geven binnen het gamma cluster in het vo na, geven de meeste leraren aan dat zij dat niet geleerd hebben.

Wanneer we dit uitsplitsen naar aantal jaren dat leraren voor de klas staan, valt op dat leraren die nog studeren of recenter zijn afgestudeerd substantieel vaker aangeven dan leraren die al langer lesgeven dat zij tijdens hun opleiding geleerd hebben les te geven over burgerschapsonderwijs. Dit kan betekenen dat burgerschap nu inderdaad meer in de lerarenopleidingen zit maar kan ook betekenen dat deze leraren het beter herinneren omdat ze recenter zijn afgestudeerd.

De relatie tussen bekwaamheid en opleiding zien we ook in enige mate terug in de antwoorden van de leraren. Leraren die zeggen in de opleiding hebben geleerd aandacht te besteden aan burgerschap, zijn het er vaker helemaal mee eens dat ze zich bekwaam voelen om les te geven over burgerschap.

Het vertrouwen in het eigen kunnen van leraren om les te geven over bepaalde onderwerpen hangt samen met de mate waarin zij daarover lesgeven, zo laat onderzoek zien. In bovenstaande figuur is te zien dat ook hier die samenhangt terugkomt. Bij verschillende thema’s geven leraren die het er (helemaal) mee eens zijn dat ze zich bekwaam voelen in het lesgeven over burgerschap, vaker zeggen les te geven over burgerschap. Opvallend hierbij is dat dit in veel mindere mate geldt voor omgaan met elkaar, dat doen vrijwel alle leraren, ongeacht hun beleefde bekwaamheid.

De antwoorden van de leraren stemmen in grote lijnen overeen met wat we op basis van eerdere studies zouden verwachten. Dat we in het voortgezet onderwijs een sterke relatie tussen cluster en diverse uitkomsten vinden, roept vragen op over het algemene idee dat burgerschap vooral een taak van alle leraren is. De antwoorden laten zien dat voor velen het lesgeven over burgerschap vooral een onderdeel van hun vak is. Betekent dit niet dat het vooral ook als onderdeel van bepaalde vakken gezien moet worden en niet alleen maar als schoolbrede opdracht?  

Controversiële onderwerpen

Een specifiek onderdeel van burgerschapsonderwijs is het bespreken van controversiële onderwerpen. Op 2 juni kopte de Volkskrant Spanning in de klas: verdwijnen controversiële thema’s van het lesrooster? In dat stuk worden de resultaten van een enquête onder 141 leden van de Vereniging van docenten in Geschiedenis en staatsinrichting in Nederland (VGN) en de Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer (NVLM) besproken. Zij namen de enquête af kort na de moord op Samuel Paty om te bezien of die moord impact had op het handelen van docenten in Nederland. De resultaten lieten zien dat de meeste leraren controversiële onderwerpen behandelen in de les maar dat er onder een deel van hen wel meer voorzichtigheid was na de moord op hun Franse collega. Aan de leraren legden wij enkele vragen voor over controversiële onderwerpen.

Vrijwel alle leraren geven leerlingen de ruimte om over controversiële onderwerpen te discussiëren. Slechts een enkele leraar zegt dat zelden of nooit te doen.

Als we hierbij de groepen uitsplitsen, valt een aantal interessant dingen op. We zien dat meer ervaren leraren wat vaker zeggen de onderwerpen te behandelen dan minder ervaren leraren, zoals ook onderzoek laat zien. De uitsplitsing voor clusters laat verder ook te verwachte resultaten zien. Vooral bij het gamma cluster wordt veel ruimte gegeven om over controversiële onderwerpen te discussiëren, gevolgd door het alfa cluster. In het beta cluster zijn er vooral veel leraren die leerlingen soms laten discussiëren over deze kwesties.

Maatschappelijk is er grote vrees dat veel leraren controversiële onderwerpen niet behandelen. De resultaten van deze enquête zijn ronduit ontnuchterend. Bij de bevraagde leraren zijn bijna geen leraren die controversiële onderwerpen niet zeggen te durven behandelen. Een aanzienlijke groep leraren zegt dat zij het niet makkelijk vindt maar wel gewoon doet en een nog grotere groep zegt het zonder aarzelingen te doen. Afgaande op deze antwoorden lijkt het dus zeer mee te vallen in ons onderwijs. Leraren behandelen ook gevoelig liggende onderwerpen, ook al kan dat soms niet gemakkelijk zijn.

Wanneer we de antwoorden uitsplitsen voor cluster dan komen de verwachte antwoorden: vooral bij alfa en gamma worden er controversiële onderwerpen behandeld. Ook bij beta zijn er amper leraren die het niet durven. Er is hier alleen wel een aanzienlijke groep die geen controverses in het curriculum herkent – een interessant gegeven dat verder onderzocht mag worden.

De antwoorden van de leraren kunnen dus als geruststellend worden gezien omdat bij velen de veronderstelling leeft dat leraren controversiële onderwerpen niet meer durven te behandelen. NRC-columniste Aylin Bilic schreef in november bijvoorbeeld: “Uit gesprekken met leraren maak ik op dat er nog maar weinigen zijn die begeesterd van tafel naar tafel springen om eens goed te schudden aan de geestelijke grondvesten van hun leerlingen. Ze kijken wel uit. Uiterst omzichtig snijden ze soms een gevoelig thema aan.” Deze peiling onder Nederlandse leraren wijst zeker niet in deze richting. Het zou dus nuttig kunnen zijn als allerlei opiniemakers kennisnemen van deze peiling en hun opinies iets minder gepeperd maken en meer baseren op dit soort peilingen.

Toch betekent het niet dat polarisering en toename van controverses geen gevolgen heeft voor ons onderwijs. We hebben niet gevraagd naar specifieke thema’s die gevoelig kunnen liggen. En evenmin hebben we zicht op wat het betekent dat een aanzienlijke groep aangeeft dat zij het wel moeilijk vinden om gevoelige thema’s te behandelen. Waarom is het voor hen niet makkelijk? Ligt dat aan hun competenties, reacties van leerlingen, de cultuur op school, beleid van de schoolleiding of iets anders? En welke consequenties heeft het voor de doelen die zij stellen en de pedagogisch-didactische benaderingen die zij hanteren? Het zijn relevante vragen die om verder onderzoek vragen.

Tips

Elke dag geven we een lees- of luistertip mee. In de blog zetten we ze altijd op een rij. Deze keer de tips van 10 tot en met 16 juni.

Burgerschapsonderwijs, een taak voor alle leraren?
Struisvogel Sessie: Gesprekstool voor morele dilemma’s
Leraren over de eindtoets en het eindexamen en een jaar Teacher Tapp Nederland!
Geert Kelchtermans: “Koester de kwetsbaarheid in je professionaliteit”
Hoe geef je het leren een boost door gespreid retrieval practice te gebruiken
Het werkgeheugen in de les
Working Memory: Theories, Models, and Controversies
Huisacademies in kaart
Uit de praktijk | De huisacademie: nog nooit zo veel onderwijskundig rumoer in de school
Aan de slag met productieve leerstrategieën: Zelfverklaren
Dieper leren door samen te professionaliseren

  • Bericht gepubliceerd op:18 juni 2021