De hele maand januair hebben we elke beantwoorde vraag omgezet in een lot voor onze loterij voor een boekenpakket ter waarde van 250 euro. Het is nu inmiddels februari, dus we hebben een winnaar! Helen Hol, van harte gefeliciteerd met je prijs!
In deze blog gaan we in op hoe je bepaalt of je een goede leraar bent en wie dat mag bepalen, professionalisering en iets positiefs kunnen zeggen over je leerling.
1. Wie bepaalt of je een goede leraar bent?
Op 1 februari werd bekend dat de Commissie Onderwijsbevoegdheden (ook wel Commissie Zevenbergen) hun opdracht heeft beëindigd. “De Commissie Onderwijsbevoegdheden heeft op donderdag 7 januari de opdracht beëindigd. Ten aanzien van uw opdracht heeft de commissie op veel punten overeenstemming bereikt. Echter, op cruciale aspecten uit het beoogde advies bleken de tegenstellingen onoverbrugbaar.” Vier commissieleden uit de onderwijspraktijk schreven een brief aan de minister waarin ze aangeven op welke cruciale aspecten uit het beoogde advies de tegenstellingen met andere commissieleden onoverbrugbaar bleken. De komende tijd zullen wij hier zeker vragen over stellen.
In deze blog gaan we in op wie bepaalt of je een goede leraar bent, wie dat zou moeten bepalen, en hoe je dat zou moeten bepalen.


Leraren geven aan dat met name zijzelf, collega’s van school en leerlingen zouden moeten bepalen of ze een goede leraar zijn. In het po volgt daarna de directeur/rector en in de overige sectoren de teamleider. De overheid of een externe als een opleidingsinstituut worden nauwelijks genoemd, en ook collega’s van andere scholen zouden dit volgens onze gebruikers niet moeten bepalen. Op Twitter kwamen hier verschillende reacties op, met name dat dit wel zeer ‘de slager keurt zijn eigen vlees’ leek en dat er weinig kritische zelfbeoordeling was.

Om te bepalen of iemand een goede leraar is, zou gebruik moeten worden gemaakt van lesobservaties, leerlingfeedback en feedback van collega’s. Progressie van leerlingen volgt op gepaste afstand, evenals waardering van anderen (zoals ouders).
Observatie van de lessen van leraren door een observator kan een krachtig middel zijn om hun professionele ontwikkeling te bevorderen. Er bestaan verschillende manieren voor zo’n observatie. De ICALT, gebaseerd op wat we weten over effectief leraargedrag, wordt momenteel veel als observatie-instrument in inductietrajecten gebruikt. En bij Lesson Study wordt ook gebruik gemaakt van het observeren van de samen ontworpen les.
Onderzoek wijst op positieve effecten van lesobservaties op leerlingprestaties (zie bijvoorbeeld Van der Lans, Van Veen, Van der Steeg, 2017). Maar, de observatie moet dan niet op zichzelf staan, maar gecombineerd worden met bijvoorbeeld gerichte feedback, coaching, een veilig klimaat, leraren die zich eigenaar voelen van de leervraag, etc. Bij een lesobservatie is dat niet vanzelfsprekend het geval. Een gevaar is ook dat de observatie sterk wordt gericht op deficiënties in gedrag. Dit kan negatieve effecten hebben op de motivatie van de leraar (Fredricksen, 2013). Tenslotte is het van belang dat er niet alleen aandacht is voor het gedrag, maar ook voor het waarom van dat gedrag en voor het ontwerp dat ten grondslag ligt aan de les. Goede lesobservaties kunnen waardevolle input leveren voor evaluatiegesprekken waardoor leraren gaan leren. Dat is echter niet vanzelfsprekend. In elke professionalisering is het van belang dat leraren zich veilig voelen en zich eigenaar voelen van de leervraag.
2. Professionalisering
En als die leervraag van de leraar nu niet alleen een vraag van de leraar is, maar ook past bij de doelen van de school, kan dit positief uitpakken voor motivatie en zelfvertrouwen van de leraar (Thoonen, Sleegers, Oort, Peetsma, & Geijsel, 2011; Tripp & Rich, 2012). Schooldoelen opstellen met een draagvlak loont de moeite.

De groep leraren die wensen over professionele ontwikkeling met elkaar en als team afstemmen is het grootste in het mbo. Dit komt minder voor in de andere sectoren, elkaar op de hoogte brengen van eigen wensen gebeurt daar het meeste. We zullen op het onderwerp professionalisering en afspraken binnen teams zeker terugkomen.
3. Positieve woorden
Een zeer grote meerderheid van onze deelnemers kan over al haar leerlingen iets positiefs en persoonlijks zeggen. Een mooi resultaat. In het vo hebben leraren over het algemeen wat meer leerlingen, en dat zou kunnen verklaren waarom in die sector het wat vaker voorkomt dat leraren het oneens zijn met deze stelling.

En als leraren iets positiefs kunnen zeggen over leerlingen, kunnen leerlingen dat dan ook over leraren, en doen ze dat dan? We hebben gevraagd of leraren kunnen aangeven welk woord hun leerlingen zouden kiezen om hen te beschrijven. Lief en grappig in het po, aardig en begrijpend in het vo, aardig in het mbo en lief en streng in het so.

4. Tips
Zoals elke week een overzicht van de gegeven tips. Hier zijn ze van 25 tot en met 31 januari.
Succescriteria bespreken met een classroom visualiser
Wat maakt een goede leraar?
Leer ze lezen
Revisie
Autonomie van docent werkt ongelijkheid in de hand
Docenten als ontwerpers van schoolvernieuwing: hoe pak je dat aan?
Wat gaan politieke partijen voor het onderwijs doen?